De regeringsplannen zijn duidelijk, vanaf 2030 is het lot van nieuwe auto’s met een verbrandingsmotor bezegeld. Of het met de shovel dezelfde kant op gaat, is koffiedik kijken, maar dat de diesel zijn langste tijd heeft gehad, lijkt onomkeerbaar. De Schans in Hedel is er op voorbereid met de nieuwe Relly-serie, minishovels van 1.250, 1.650 en 2.400 kg die niet bang zijn foor fossiele rivalen.
Jan-Willem Slegh van De Schans in Hedel huldigt het principe van ‘better safe than sorry’ als hij naar de toekomst kijkt. ‘De vraag naar elektrisch neemt sterk toe. Nederland behoort met Zweden en Noorwegen tot de koplopers. Wij zijn van oudsher actief in het compacte segment en juist daar groeit de vraag. In sommige grote steden ben je bij aanbestedingen vrijwel kansloos als je niet over emissievrij materieel beschikt, denk maar aan stratenmakers en kabelleggers. Elektrische tractie biedt echter veel meer mogelijkheden, denk maar aan het werken zonder uitlaatgassen in maneges, stallen en andere binnenruimten.’
‘Vergeet ook niet het lage geluidsniveau. Het aanbod is echter nog steeds beperkt. Daarom besloten we twee jaar geleden zelf een elektrische machine te ontwikkelen. Construeren zit ons in het bloed. We hebben veel ervaring opgedaan met aanpassingen, soms zeer ingrijpende. Een geheel nieuwe machine ontwikkelen was min of meer een logisch vervolg. We weten wat onze klanten verwachten: een doordachte constructie, lage onderhoudskosten en een lange levensduur. Heel belangrijk is ook een simpele bediening, die voor minder ervaren gebruikers geen drempels opwerpt.’
Geen vorkheftrucktechniek
Al die principes zijn terug te vinden bij de Relly 1.0, de lichtste van het nieuwe drietal. Ervaren testmachinist Jan Jacob Bles mag er zijn oordeel over geven: ‘Ik ben heel benieuwd hoe hij aanvoelt, ook in vergelijking met de fossiele minishovels die jullie aanbieden en waarmee ik altijd met plezier heb gewerkt.’
Uitgaan van een fossiele machine lijkt de snelste weg als je wilt elektrificeren. Ook bij De Schans is in die richting gedacht, maar al snel concludeerde het vierkoppige ontwerpteam dat dit hooguit tot een acceptabel compromis zou leiden.
De enige manier om tot een werkelijk toonaangevende e-machine te komen was met een schoon (digitaal) tekenbord beginnen, als het ware ‘het wiel opnieuw uitvinden’. Waarom zou de standaardplek voor een dieselmotor ook ideaal zijn voor een veel compactere elektromotor? En als je dan toch aan het ‘schuiven’ bent, kun je meteen voor andere componenten de constructief en onderhoud technisch optimale plaats kiezen.
Ook met het oog op het accupakket, dat je het liefst zo groot mogelijk wilt hebben. De elektromotor en de hydraulische pomp zitten bij de Relly naast elkaar en zijn gekoppeld met een riemaandrijving, een nieuwe, maar ook logische constructie.
Bij de ontwikkeling heeft voorop gestaan dat de gebruiker geen beperkingen mag ervaren. Daarom viel gemakkelijk verkrijgbare 48 Volt heftrucktechniek bij voorbaat af. Jan-Willem Slegh: ‘Dat zou de ontwikkelingstijd hebben bekort, maar zou voor de aandrijving een compromis zijn geweest. We wilden perse een systeemvoltage van 100 Volt, genomen op 290 Ah. Een 30 kWh accupakket is standaard, een 40 kWh accu is tegen meerprijs verkrijgbaar.’
Minimaal zes uur draaien
De Relly 1.0, met 950 kilo hefvermogen, kan op een volle acculading meer dan zes uur continu draaien. Met de grotere accu komt er nog anderhalf tot twee uur bij.
Jan Jacob knikt goedkeurend: ‘Met dit soort machines ben je maar zelden uren achtereen aan het werk; je moet er tussendoor vaak af voor handwerk. Als je ’s ochtends met een “volle bak” kunt beginnen, kun je de hele dag vooruit. Ik zag al in de folder dat de oplaadtijd 9 uur bedraagt, bij 230 Volt netstroom, dat is ruimschoots voldoende.’
Onze testmachinist loopt geïnteresseerd om de Relly heen. ‘Weet je wat ik nou leuk vind? Hij is compleet nieuw, maar toch zie ik er iets heel vertrouwds in terug. En moet je horen als je tegen het plaatwerk klopt, het lijkt wel een tank! Het valt niet meteen op dat er geen dieselmotor in ligt, dat besef je pas als je op zoek gaat naar de uitlaat.’
‘Het accupakket ligt onder de stoel, alles is netjes weggewerkt en heel overzichtelijk. Er valt bijna niets te controleren, als je weet dat de accu vol is en het hydraulisch systeem voldoende olie heeft, kun je aan het werk!’
Het proportionele stuurblok van Bosch is voorin geplaatst, valt Jan Jacob op. ‘Dat is slim bedacht. Zit dat blok achterin, loopt er altijd een slijtagegevoelige slangenbos door het scharnierpunt. Bij proportionele bediening kun je niet alleen heel gemakkelijk de reactiesnelheid instellen, maar ook meerdere functies inprogrammeren.’
Onze expert laat zijn vingers over het display glijden: ‘Mooi, touch screen. Met de wijsvinger kies je het juiste menu als je van hulpstuk wilt wisselen. Ik zie dat deze machine voor een stratenmaker is bestemd; het menu heeft standaard instellingen voor shovelbediening, voor machinaal straten en voor vegen. Ook voor de agrarische sector zijn er talloze mogelijkheden, zoals een voerschuif, een mestriek, een balenklem, een dichte bak met klauw en een instrooibak. Een palletvork komt overal van pas.’
Overvloed aan kracht
De Relly heeft standaard een kunststof stuurkolom, tegen meerprijs is een stalen behuizing leverbaar. De stoel is comfortabel en biedt voldoende verstelmogelijkheden.
In combinatie met het verstelbare stuur zal bijna iedereen een passende zitpositie kunnen vinden.
De testmachine mag zichzelf bewijzen op het in aanleg zijnde parkeerterrein van het net voltooide nieuwe bedrijfspand van De Schans. Af en toe onderbreekt Jan Jacob het egaliseren van de ondergrond en het heen en weer zeulen met volle bakken zand om glunderend verslag uit te brengen:
‘Ik word hier toch wel even stil van. Hij is lekker vlot en zeer stabiel, ook als je met een volle bak door bochten manoeuvreert, zélfs met de sper er niet in. Vooruit of achteruit rijden selecteer je via de joystick. Dat zie je meer tegenwoordig, maar fijn dat het met deze machine ook kan.’
Onze expert drukt het rijpedaal tegen de vloer en duwt de bak in een berg zand. ‘Nou zeg, dat ding kómt me dan toch van de plek… Ik hou me in, maar hier zit zoveel kracht achter dat ik op het zand met doorslippende wielen kan wegtrekken. Flauwekul natuurlijk, maar die overvloed aan kracht mag ik graag zien bij een minishovel, dat is beslist niet normaal! Vergis je ook niet in het opgegeven vermogen van 15 kW, dik 20 pk. Minstens zo belangrijk is dat een elektromotor over het volle toerenbereik zijn maximum koppel bereikt. Hij begint er aan te sleuren zodra hij draait en dat voel je meteen.’
Volledig Nederlands
‘Echt zwaar is deze machine natuurlijk niet met zijn 1.250 kilo, maar petje af voor wat hij kan tillen. Officieel kan hij 950 kilo hebben, maar denk dat hij nog wel wat meer aan kan. Hij is ontzettend vlot op tempo en houdt z’n souplesse als je wat sneller wilt werken. De bediening lijkt heel vertrouwd, het gaat allemaal ontzettend soepel en gemakkelijk.’ Kom Jan Jacob, je zult toch wel érgens aan moeten wennen?
We horen onze testpiloot denken… ‘Wennen is een groot woord, maar het geluid is anders. Normaal komt de hydrauliekpomp niet boven de motor uit, maar hier hoor je hem wel. Het stelt niet veel voor, je zult niemand horen klagen over geluidsoverlast!’
Tijd voor een conclusie waarbij Jan Jacob het voortouw neemt: ‘Ik vind het ontzettend knap dat een relatief klein Nederlands bedrijf dit op de wielen heeft gezet en geen multinational met een twintigkoppig ontwerpteam. Hij is krachtig, oersolide, zeer doordacht en simpel in de bediening. Je snapt wel dat ik ontzettend nieuwsgierig ben naar de zwaardere versies die eraan komen!’
Jan-Willem Slegh glimlacht bij zo veel complimenten, maar blijft er nuchter onder: ‘We weten wat onze klanten nodig hebben en zullen nooit prijsvechters worden. Bedieningsgemak, een lange gebruiksduur – dat is óók duurzaamheid – en een hoge restwaarde blijven voor ons ijzersterke verkoopargumenten, ook in het stekkertijdperk. De productie is inmiddels begonnen, we hopen op te schalen naar meer dan vierhonderd stuks per jaar.’
Gezien de energietransitie, de brede inzetmogelijkheden en de Europese POP3+ subsidieregeling voor plattelandsontwikkeling lijkt dat geen onrealistische verwachting.